Begrijpend luisteren bij kleuters.
Begrijpend luisteren bij kleuters.
Begrijpend luisteren in de onderbouw
Bij ons op school stond een tijdje terug het onderwerp begrijpend luisteren op de agenda. Maar wat is dat eigenlijk en hoe oefen je dat bij kleuters?
Op de kwaliteitskaart van begrijpend luisteren van “School aan zet” staat de volgende tekst te lezen.
“Onder begrijpend luisteren bij kleuters verstaan we het luisteren naar een voorgelezen verhaal of andere tekst. Het is het equivalent van begrijpend lezen voor leerlingen in de hogere groepen. Begrijpend luisteren doet immers, net als begrijpend lezen, een integraal beroep op een aantal essentiële taal- en denkvaardigheden. De kern van tekstbegrip is het kunnen leggen van verbanden binnen en buiten de tekst, of die nu wordt gelezen of voorgelezen. “
Onderbouwleerkrachten kunnen kinderen hierbij helpen door aandacht te besteden aan deze vaardigheden.
Het belangrijkste verschil met de hogere groepen is dat kleuters vooral op een speelse manier, passend bij het leren in de onderbouw, kennismaken met luistervaardigheden.
De kwaliteitskaart begrijpend luisteren
Op de kwaliteitskaart wordt een checklist gegeven die je kunt gebruiken tijdens je lesvoorbereiding.
Omdat je hier ook een mooi overzicht kunt lezen van de 5 fasen van een begrijpend luisteractiviteit heb ik deze hieronder voor jullie samengevat.
Wat vind je nog meer op de kwaliteitskaart:
- Een goede checklist voor begrijpend luisteren en woordenschat.
- Een schema met uitleg van werkwijzen voor het gebruik van Tweepraat bij verhalen en informatieve teksten.
- Werkvormen voor differentieren
Een erg handige aanvulling dus, deze kwaliteitskaart.
5 Verschillende fasen van begrijpend luisteren
Een goede begrijpend luisteractiviteit bevat steeds dezelfde onderdelen.
Je kunt een les verdelen in 5 fases.
Een prentenboek wordt meerdere keren herhaald aangeboden en tijdens iedere les komen alle 5 de fases in meer of mindere mate aan bod.
Het is natuurlijk logisch dat het voorspellen bij de eerste aanbieding meer tijd krijgt en dat het samenvatten en het verhaalschema bij de tweede herhaling wat meer aandacht krijgen.
1. Voorspellen
- Praat over de kaft en de titel.
- Vraag waar het verhaal over zou gaan.
- Leg verband met de kennis en ervaringen van kinderen. Zorg voor interne “kapstokhaakjes”in het mentale lexicon. Hiermee verminder je de cognitieve belasting die kan ontstaan bij kinderen met een zwakkere woordenschat.
- Niet vergeten: Controleer na het lezen nog eens of de voorspelling klopte. (dit kan ook bij de herhaalde aanbieding van het boek gebeuren)
Voorbeeld uit het boek “Welterusten kleine beer”:
Voorspel met de kinderen of er iemand in slaap zal gaan vallen, zal dat kleine beer zijn of grote beer?
2. Samenvatten
- Vat het verhaal na het voorlezen met de kinderen samen; verwijs naar de voorspelling.
- Vraag de volgende keer waar het verhaal ook weer over ging.
- Gebruik bijvoorbeeld een visualisering in tekst en beeld of een mindmap die het verhaal samenvat, deze kun je daarna gebruiken bij een verteltafel of in een themahoek als taalsteun bij het spel.
Voorbeeld bij het boek “Welterusten kleine beer”:
Gebruik attributen om het verhaal mee samen te vatten en nog eens visueel te herhalen.
3. Verhaalstructuur begrijpen
- Gebruik wie-wat-waar picto’s om over onderdelen van het verhaal te praten.
- Bespreek de samenhang tussen de onderdelen. Dit is vooral belangrijk omdat je hier ook aandacht kunt geven aan lastige verwijswoorden in een tekst of bijvoeglijke naamwoorden.
- Vul met de kinderen een verhaalschema in.
Wat is een verhaalschema?
Een verhaalschema maak je bijvoorbeeld op een digibord, flapover of een groot papier.
Vaak worden er picto’s voor gebruikt. Op Pinterest vind je heel veel voorbeelden hiervan, maar de inhoud komt eigenlijk altijd op hetzelfde neer.
- De hoofdpersoon is …
- En die wil graag …
- Maar het probleem is …
- Op het eind …
Veel verhaalschema’s delen de onderdelen van een verhaal op in wie, wat, waar, enz. Het is belangrijk om met de leerlingen steeds de onderlinge samenhang te blijven bespreken.
Voorbeeld bij het boek “Welterusten kleine beer”:
Waar speelt het verhaal zich af? In een hol, want beren wonen niet in een huis net als mensen.
Via deze link vind je ook een download van andere labels die ik op de site sparklebox gevonden heb.
4. Woordleersstrategieën
Woordleerstrategieen zijn een wezenlijk onderdeel van de leesstrategie in een later stadium.
In alle teksten zullen kinderen vroeger of later moeilijke woorden tegenkomen.
Het bewust leren omgaan met lastige woorden en hiervoor oplossingsstrategieën te bespreken, te modelen en zelf te oefenen is erg belangrijk.
Het zelfbewustzijn van lerling t.a.v. de lastige woorden, het woordbewustzijn, creëert een kritische en bewuste leesstrategie.
Voor kinderen waarbij lezen niet vanzelf gaat is dit op latere leeftijd een wezenlijk onderdeel van het voortgezet technisch en begrijpend lezen.
Model daarom regelmatig een strategie bij een onbekend woord, doe het letterlijk voor.
Stel jezelf hardop de vragen en bespreek ze interactief met de leerlingen.
Bijvoorbeeld:
- Welk stukje van dit woord ken ik al? (koppelen aan eigen kennis van de wereld)
- Vooruit- of teruglezen. (Kan je in de zin of in de tekst ervoor lezen wat het woord zou kunnen betekenen?)
- Kijken naar afbeelding. (Wat zie je op de plaat, wat heeft dit met het woord te maken?)
5. Vragen stellen
- Doe voor hoe je vragen stelt bij de tekst en hoe je het antwoord vindt. Bijvoorbeeld terugkijken in het verhaal naar de prenten.
- Laat leerlingen vragen bij de tekst beantwoorden.
- Gebruik platen uit het verhaal om verdiepende vragen te stellen. (Maak kopieën of scan ze in voor op het digibord.)
Een verhaalschema in prentenboeken
De prentenboeken die met de kinderen worden gelezen kun je selecteren met een verhaalschema in gedachten.
Er moet sprake zijn van een duidelijke hoofdpersoon, een heldere verhaallijn en een probleem dat wordt opgelost.
Binnen ons cluster 2 onderwijs gebruiken wij i.p. v. een verhaalschema een mindmap. Dit naar aanleiding van een inspirerende workshop Van Rianne Hofma bij de Kleuteruniversiteit inspiratiedag. Wij gebruiken daarnaast ook de praatdomino op onze school om kinderen te helpen met symbolen voor het oefenen van verhaalopbouw en begrijpend luisteren en lezen.Hieronder zie je de mindmap met de praatdomino-picto’s erin verwerkt.
Een combinatie van de mindmap en de praatdomino.
Binnen het cluster 2 onderwijs hebben wij een combinatie gemaakt met de praatdomino en de mindmap.
Hier kun je een voorbeeld van zo’n mindmap voor groep 2/3. downloaden
Wie, wat, waar
In groep 1 houden we het bij de vragen wie. waar en wat.
Het is voor jonge kinderen met een TOS al echt superlastig om tijdens een verhaal deze componenten uit het verhaal te filteren. Het bewust luisteren naar een meermaals aangeboden verhaal is echt iets wat moet worden opgebouwd.
Probleem en oplossing
In groep 2 voegen we daaraan de picto’s probleem en oplossing toe.
Gaandeweg de onderbouw en de middenbouw groepen komen de begrippen wanneer, hoe en waarom erbij.
De praat-domino
Hieronder zie je de volledige praatdomino-kaart , deze is onderdeel van de communicatiekoffer en hangt bij ons in het cluster 2 onderwijs in alle lokalen vanaf groep 4.
Vanaf de middenbouw gebruik je pas de begrippen wanneer, waarom en hoe omdat dit vrij abstracte begrippen zijn die een bepaald niveau van denken en innerlijke taal vragen.
In groep 1 tot en met 3 hangen dus alleen de tot dan toe gebruikte picto’s op als reminder.
TIP: je kunt de praatdomino trouwens ook als losse kaart bestellen op de site van de communicatiekoffer.
Handige map
In de map van het CPS “Begrijpend luisteren en woodenschat”‘ vind je trouwens ook veel inspiratie, theorie en ideeen voor in de praktijk.
Deze map kan ik dan ook van harte aanbevelen als naslagwerk in je klas.
Tijdsinvestering voor begrijpend luisteren?
Op de kwaliteitskaart wordt gesproken over 2 a 3 keer 15 minuten in kleine en/of grote kring.
Deze tijd zou moeten worden besteed aan begrijpend luisteren.
Mijn mening
Aangezien begrijpend luisteren de basis is voor het begrijpend lezen ben ik het hier natuurlijk helemaal mee eens.
Ik denk zelf dat je makkelijk aan die 45 minuten per week komt wanneer je alle momenten meetelt waarop je in gesprek bent over een prentenboek of je thema.
Het maken van een mindmap is echter een tijdrovender werkje dan een gesprek dus dat zou je minimaal 1 keer per thema rondom het centrale prentenboek kunnen doen.
Het werken rondom een centraal prentenboek en thema is trouwens aan te bevelen vanuit meerdere taalaspecten, je krijgt er meer betekenisvolle taal mee in de klas, meer betekenisvol spel en gerichte woordenschatuitbreiding. Door ook steeds de nieuwe woorden te koppelen aan de kennis van de wereld die de leerlingen al hebben krijg je verdieping van taal en woordenschat rondom het thema.
Begrijpend luisteren is een belangrijk onderdeel van het taalaanbod.
Hoe is dit bij jullie ingeroosterd is? laat het me weten in een reactie hieronder.