1. De plaats in het lokaal
Bedenk goed welk plekje je kiest in de klas. Het mag een grote plek zijn, maar het moet wel afgebakend zijn en overzichtelijk blijven. Een taalmuur die eindeloos is, kan erg rommelig worden. Trek bijvoorbeeld een omlijning met tape op je muur en werk altijd van links naar rechts.
2. Vol = vol
Ververs met regelmaat de inhoud van de taalmuur. Eindeloos dingen laten hangen heeft geen effect. Wanneer je thematisch onderwijs geeft, houd dan deze periode aan en begin een nieuwe muur bij een nieuw thema.
Heb je een aantal vaste regels of nieuwe woordsoorten, laat die bijvoorbeeld op een hoek van de muur hangen zolang het nodig is.
3. WOordbewustzijn bij de leerlingen
Het is te allen tijde belangrijk om alle kinderen een houding aan te leren om zich bewust te worden van woorden die ze (nog) niet kennen. Met de taalmuur heb je hier een visuele reminder voor. Zodra je een lastig woord tegenkomt in je les, bij welk vak dan ook, kun je samen beslissen of dit woord op de taalmuur thuishoort. Doe dit hardop denkend voor. Blijf dit herhalen. Noteer niet alle moeilijke woorden, maak keuzes hierin.
4. Strategieën aanleren
Om kinderen strategieën aan te leren waarmee ze nieuwe woorden kunnen leren, is een taalmuur een goed middel. Laat ze alert worden en actief meedenken over de inhoud. “Hé, dat is een nieuw woord, kennen we dit woord al? Waar heeft het mee te maken? Kunnen we er iets over opzoeken? Welk deel van het woord kennen we al wel? Met welk woord heeft dit een verband?” (denk aan vergrotende trap, tegenstelling, categorie, enz)
Leer ze bewust aan wat ze kunnen doen met een taalmuur en hoe ze hem kunnen gebruiken of zelfs aanvullen.
5. Modeling met een taalmuur
Het is belangrijk om als leerkracht een voorbeeldrol te spelen door woordenschat een belangrijke en (visueel) zichtbare plek te geven in de dagelijkse lessen. Vakoverstijgend woordenschatonderwijs en aandacht voor taal, klanken en letters geef je liefst een aparte plek in de klas, dit kun je doen door het gebruik van een taalmuur.
6. Aandacht voor netwerken
Er moet aandacht zijn voor semantische netwerken, figuurlijke taal, homoniemen, synoniemen, schooltaalwoorden zoals vaktaal, verwijswoorden, lidwoorden, werkwoorden, begrippen, tegenstellingen, aanwijswoorden, enz.
Deze geef je het beste een (vaste) plek op een taalmuur. Dit kan al vanaf groep 2.
7. Maak taal zichtbaar met een taalmuur
In de onderbouw moet er expliciet aandacht zijn voor woordenschat en de klanken van taal. Het fonemisch bewustzijn moet getraind worden, dit maak je zichtbaar op de taalmuur. Laat bijvoorbeeld zien dat woorden rijmen met kleur of laat zien dat woorden het tegenovergestelde betekenen met een woordkast. Taal is auditief en vervliegt daarom makkelijk, met een taalmuur geef je een visuele plek aan die taal.
De taalmuur is een visueel handvat voor zowel de leerkracht als de leerling.
Laat kinderen door de dag heen alert zijn op bepaalde beginklanken, eindklanken of rijmwoorden. Horen ze er weer een, dan wordt die toegevoegd op de taalmuur.
Door het visualiseren van de rijmwoorden, de beginklanken en de eindklanken, gaan kinderen letterlijk zien wat je bedoelt. Vooral bij taalzwakke kinderen is dat erg belangrijk!
8. Aandacht voor taalvorm en zinsbouw op de taalmuur
Gebruik functiewoorden zoals lidwoorden en voegwoorden of verwijswoorden en sta expliciet stil bij de functie van verwijswoorden of voegwoorden in een zin.
Voor verwijswoorden kun je met een pijl boven de zin werken. Je kunt lidwoorden en andere woordsoorten bijvoorbeeld een vaste kleur geven. Geef aandacht aan functiewoorden door er een vast gebaar aan te koppelen. Dit wordt bijvoorbeeld ook gedaan in de methode “zien is snappen”. Zij gebruiken bij het lidwoord “de” altijd een vast gebaar ( duim omhoog) , zodat je visueel duidelijk maakt dat dit een los woord is.
9. Maak leerlingen eigenaar van de taalmuur, creëer woordbewustzijn
Een taalmuur moet iets van de leerlingen worden, zij moeten hem gaan gebruiken, ermee aan de slag te gaan en zo mede eigenaar te worden van hun taalleerproces. Laat ze daarom zelf afbeeldingen zoeken, mindmaps aanvullen of tekeningen maken voor de taalmuur. Zelfgemaakt betekent vaak meer en blijft beter hangen dan een prachtig strak voorbeeld van de leerkracht.
10. Vergeet niet te consolideren
Er moet met vaste regelmaat geconsolideerd worden, de taalmuur is hiervoor een visueel handvat voor zowel de leerkracht als de leerling. Bespreek woorden en kom er gedurende een week een aantal keren op terug. Je kunt er een spelletjes bij bedenken zoals raadsels of omschrijvingen van het woord. Bedenkt hier een vaste routine voor.
Hang bijvoorbeeld een poster naast de taalmuur op met daarop een dobbelsteen en 6 spelvormen. Of zet een grabbelpot op je bureau met kaartjes met consolideerspelletjes erop en laat elke middag iemand een spelvorm grabbelen.
Speel bijvoorbeeld het spel: ‘raad het woord’ (neem een woord in gedachten en laat de leerlingen raden welk woord het is door vragen te stellen waarop je alleen met ja of nee mag antwoorden)